Op een kwade ochtend, als alle dieren vertrokken zijn voor de jaarlijkse picknick in het Buitenbos, zit Bor de wolf moederziel alleen in het Praathuis. Hij is, vroeg in de morgen al, gefrustreerd geraakt door een scherpe reprimande van juffrouw Ooievaar en zit een beetje te kniezen, als hij een onheilspellend klakkend geluid hoort: torren die het dierenbos willen overvallen. Onder leiding van Septer, de oppertor, en diens in rappe tongval afgebeten bevelende sergeant, neemt het groepje nomaden bezit van het bos en wordt Bor er op uitgestuurd om de zaak te bepraten met de andere dieren.